Gecategoriseerd | Geen categorie
Joop Alleblas wint Plantage Poëzieprijs 2020
Geplaatst op 20 september 2020 door Joop Alleblas
De Westlandse dichter Joop Alleblas werd zaterdag 19 september tijdens een geanimeerde bijeenkomst in de schitterende ambiance van het Luther Museum in Amsterdam gehuldigd als winnaar van de prestigieuze Plantage Poëzieprijs 2020. Uit handen van Jos van Hest, voorzitter van de jury, ontving de laureaat een kunstwerk van de bekende grafisch kunstenaar Gerrit Alink.
Het winnende gedicht heeft de titel Het vermoeden van oorlog. In het juryrapport wordt het gedicht omschreven als “bloemrijk in een haast amechtig ritme en neergezet met een spannend beeldgebruik”. Volgens de jury wisselen denken, zeggen en zien elkaar op spannende wijze af en geeft het gedicht op poëtische wijze de lichamelijke neergang en de boosheid daarover weer op een niet nadrukkelijke wijze.
Alleblas, die eerder dit jaar bekendheid verwierf met zijn verhalenbundel Levertraan en drollenvangers, was zeer vereerd met zijn prijs. In zijn dankwoord benadrukte de dichter het belang van het schrijven en het voordragen van poëzie. Het is een bijzondere manier om gedachten te ordenen en creatief met taal te zijn en tevens anderen daarvan te laten genieten.
Er staat een nieuwe gedichtenbundel op zijn programma met de gelijknamige titel als het winnende gedicht. Als de Coronabeperkingen het toelaten, zal deze bundel tegen het eind van dit jaar feestelijk gepresenteerd worden in de Hofboerderij in Wateringen.
Het vermoeden van oorlog
Ze propt het laken naar het voeteneind
dwingt mij te kijken. De schrompelende huid rimpelt
in schrale plooien onder haar knieën, vraagt
waarom zij er uit ziet als een olifantje, strijkt
aarzelend langs haar droge benen, kreukelt
het geluid van stug papier de steriele kamer in
Ik herinner mij de vitaliteit in haar stamkroeg
in de lente door begerige ogen gevolgd, hopend
op een dag gestreeld te worden, de warmte
te voelen van het vuur dat in haar brandde
Haar handen liggen breekbaar naast haar smalle heupen
ik moet haar helpen bij het openen van de wijn, terwijl
ze toekijkt hoe ik de fles tussen mijn voeten zet, fluistert
dat haar kuiten afgezakte kousen lijken
Ik negeer de blik in haar vergrijsde pupillenogen
die zich weldra vullen met mijn afwezigheid, veeg
de zoutaanslag van haar dunne lippen
De nasale klank van woorden in haar gesealde jukbeenderen
en de laatste keer dat ze haar hand opstak
achtervolgen mij naar huis
Ik vraag mij af wanneer het matras gelucht zal worden
het beslagen raam opengezet, vechten niet meer nodig is
zwaartekracht te licht bevonden, zwijgen verbannen
haar wens vervuld te liggen in humusrijke grond
Op een dag poets ik de herfst van haar zerk, spiegel
me in natuursteen met haar naam, staar
verloren in een ondiep gat, plant asters, besef
verder dan ooit van haar verwijderd te zijn, ontwaar
in de plooien van de aarde een olifantshuid en daaronder
het vermoeden van oorlog
Joop Alleblas