Lief Sterrenkind

Gecategoriseerd | Marijke van Geest

Lief Sterrenkind

Geplaatst op 09 mei 2010 door Marijke van Geest


In het donker houd ik mijn gedachten voor mezelf. Ik adem de koele nachtlucht in. Bewust stuur ik elke ademtocht tot waar ik denk dat jij je moet bevinden. Mijn adem is als licht, dat door mijn lichaam stroomt. Alle hoeken van mijn lijf wil ik ervan voorzien, zodat jij vlees geworden licht zult zijn. Van binnen voel ik ruimte waarin zich al dat licht verzamelt. Woon je daar, mijn kleintje? Ik ken het exacte moment waarop jij je intrek hebt genomen in mijn binnenkamer. De trilling, waarmee jij je hebt genesteld in mijn lijf, heb ik gevoeld. Het besef dat jij in mij bent en ik in jou verruimt mijn bewustzijn. Samen maken we deel uit van een groter geheel. Sinds ik weet dat jij er bent kijk ik vaker naar de lentehemel; droom ik je ogen blauw. Ik laat het duinzand door mijn vingers glijden. Zal je haar zo zacht zijn? In de wind hoor ik je stem, ik voel je huid in de streling van het water. Zo droom ik jou en jouw leven bij elkaar. Elke handeling van mij is onlosmakelijk verbonden met jou, zoals de navelstreng jou met mij verbindt. Jij laat me slapen op momenten dat het me niet uitkomt. Nu houd je me wakker terwijl ik slapen wil. Dromend over kinderkleertjes en speelgoed. Op een moment dat ik je allang niet meer verwachtte ben je uit de hemel gevallen. Beschermend leg ik mijn handen op mijn buik… jouw buik. Kun je ze voelen? Dit zijn de handen die je zullen baden, of strelen als je verdrietig bent. Maar nu gaan we slapen mijn kleintje, morgen is een belangrijke dag.

Je bestaat!

Jouw eerste bericht aan de wereld zijn twee rode stippen. Je bent geen verzinsel meer van mijn geest, maar je leeft… in mij… door mij. De vrouw die mij vanmiddag de zwangerschapstest verkocht zei me, met een blik van samenzwering, dat ik de test op elk moment van de dag kon doen. Bij thuiskomst heb ik me opgesloten op het toilet, je vader in verbazing achter latend in de keuken. Het bewijs van jouw aanwezigheid houd ik voorzichtig in mijn handen. Schuchter zoek ik je vader op, verlegen ontwijk ik zijn blik. Hij kijkt me vragend aan, komt dichterbij en blozend, zonder een woord, laat ik jouw boodschap zien. Op zijn gezicht staat ongeloof geschreven; verwondering. Hij stormt op me af, staat plotseling stil; strekt zijn armen uit… naar mij… naar ons.

Acht weken woon je in mijn lichaam. Een aaneenschakeling van momenten, die te maken hebben met jou. Sinds je vader het weet voelt hij zich medeplichtig aan het wonder. Samen bewaren we voorlopig dit grote geheim. Er gaat geen dag voorbij zonder dat we ons verliezen in fantasieën over hoe het zal zijn als jij er bent. Je vader wil hals over kop met me trouwen. Hij denkt dat hij alleen door een huwelijk zijn vaderschapsrechten verwerven kan. Lachend om zijn argumenten, maak ik hem deelgenoot van mijn gevoelens; laat hem het wonder van mijn zwellende borsten zien. Jij bezorgt mij een constant gevoel van honger. Intuïtief laat je me dingen doen die goed voor me zijn. Die goed zijn voor jou. Slapen, eten, nog meer slapen. Jouw aanwezigheid voel ik onafgebroken in elke vezel van mijn lijf. Als ik misselijk ben, glundert je vader. Het liefst zou hij vandaag beginnen met de inrichting van je kamer. Hij is zorgzaam, perst sinasappels uit, maakt thee met beschuitjes. Schudt kussens op in ons bed. Vanavond ben je stil. Slaap je…? Huil je…? Ben je boos omdat ik iets heb nagelaten? Af en toe heb ik pijn in mijn buik. Eenmaal in bed neemt mijn onrust toe. Ik draai me om en om. Je vader streelt mijn rug met lange halen.

Huilend word ik wakker. Pijn scheurt mijn lichaam uit elkaar. Wat is er met je, mijn kleintje? Roerloos blijf ik liggen, wachtend op jouw antwoord, de pijn bezwerend met mijn ademhaling. Jij blijft stil. Duizelig sta ik op; zwetend. Krom van de pijn strompel ik de trap af naar de WC. Kramp in alle lagen van mijn zijn…

Opnieuw ontwaak ik, met bloedend voorhoofd, op de vloer van het toilet. Koud tot op het bot schreeuw ik om je vader. Hij draagt me naar boven, helpt me in bed, dekt me toe met voorzichtige handen. Als hij de huisarts wil bellen laat hij zich door mij sussen tot de ochtend. Telkens wordt hij wakker uit een onrustige slaap die ik niet vinden kan. Met open ogen wacht ik op het ochtendlicht. Mijn handen op mijn buik.

’s Morgens brengt jouw vader mij ontbijt op bed. Mijn rust is teruggekeerd; het contact met jou hersteld. Ergens van binnen huist nog een vage herinnering aan pijn, maar ik maak me geen zorgen. Ik koester me in het licht van de ochtendzon, genietend van het warme dekbed. Om tien uur komt de dokter. Nauwkeurig luistert hij naar mijn verslag van de nachtelijke gebeurtenissen. Hij onderzoekt me grondig, controleert mijn bloeddruk, betast mijn buik.

“Uw buik is soepel en uw bloeddruk is helemaal goed”, zegt hij.

Zijn stem klinkt neutraal. Voor de zekerheid stuurt hij me naar het ziekenhuis voor een echoscopie. In de auto praten je vader en ik luchtig over andere dingen.

De gynaecoloog neemt me mee naar een half donkere kamer. Achter een gordijn kleed ik me uit. Bloed in mijn onderbroek. Liggend op het harde bed kan ik het beeldscherm zien, waarop ze kruisjes uitzet, die ze met lijnen met elkaar verbindt. Voorzichtig schuift ze de echoscoop heen en weer. In de grijze brij kan ik geen vaste vorm ontdekken. Ergens licht een pulserend stipje op, als een fonkelende ster aan een half bewolkte hemel.

“Kijk” zegt ze, “het hartje van uw kindje.”

Je leeft!

Het kloppen van jouw hart is jouw tweede bericht aan de wereld. Ik kan mijn ogen niet van je afhouden.

De arts staat op. Ze verontschuldigt zich. Even later komt ze terug met een oudere collega. Hij stelt zich voor en vertelt dat zij hem gevraagd heeft om een ‘second opinion’. Samen kijken ze naar het scherm, waarop jij ritmische signalen uitzendt. Ze mompelen medische termen tegen elkaar. Hij knikt, kijkt naar me om, knikt weer, schudt bij het afscheid mijn hand. Zij gaat naast me zitten, legt eerst haar hand op mijn dijbeen, om daarna beide handen werkeloos in haar schoot te laten vallen. Ze zucht hoorbaar. Haar stem is zacht als ze vraagt:

“Is deze zwangerschap gewenst, mevrouw?”

Ze kijkt me niet aan; knoopt haar vingers in elkaar. Haar vraag verbaast me. Natuurlijk ben jij gewenst. Al vijftien jaar heb ik je komst gedroomd.

“Het spijt me mevrouw, de vrucht bevindt zich buiten uw baarmoeder.”

Ze neemt de tijd. Bedachtzaam wijst ze me aan waar jouw hart zou moeten kloppen. Ik staar in het zwarte gat. De werkelijkheid wil op afstand blijven van mijn dromen. De arts zegt dingen als ‘operatie’, ‘spoed’ en ‘levensgevaar’. Je hebt je in de nesten gewerkt in mijn eileider… de Tuba. Een feestelijk woord, een muziekinstrument waarin je niet kunt groeien. Je barst nu bijna uit die krappe schil en scheurt mijn binnenwereld uit elkaar. Kon je de weg niet vinden in mijn duistere lichaam? Heb ik je onvoldoende licht gestuurd?

Je vader gaat terug naar huis om spullen te halen. Verloren loop ik door de gangen van het ziekenhuis; verdwaald in mezelf. Inschrijfbalie, opnameafdeling, bloedafname, hartcardiogram. Ik ben er niet bij. De geluiden komen van ver. Ergens zit een stoorzender die het contact met jou onmogelijk maakt. De avond komt. Ik slaap een halfslaap, wil alleen maar wakker worden in mijn eigen bed. In droomflarden hoor ik je huilen in mijn buik. Je kleine lijf ligt in elkaar gedoken; in stil verwijt. Ik wil je troosten; kan niet bij je komen. Als ze me komen halen sta ik voor het raam te huilen; geluidloos, onmachtig.

De eerste die ik zie als ik mijn ogen open doe, is je vader. Zijn gezicht is bleek en draagt de sporen van zorg en slapeloosheid. Hij streelt mijn wang.

“Heb je pijn?” vraagt hij zacht.

Ontkennend schud ik mijn hoofd. De taal voorziet niet in een woord om te omschrijven wat ik voel. Ze hebben je uit me weg gesneden als een levensbedreigend gezwel. Jij hebt je teruggetrokken uit het leven dat wij voor je gedroomd hadden. Heb jij pijn gevoeld toen de chirurg je uit mijn lichaam plukte?

In de dagen die volgen stelt mijn lijf orde op zaken. Ze hebben me niet gezegd hoe dat zou gaan. Niet gewaarschuwd voor de weeën waarmee mijn baarmoeder het nutteloze slijmvlies afstoot waarin jij je had moeten nestelen. Ze hebben me niet voorbereid op de melk, die doelloos aan mijn borsten ontsnapt. De leegte, die overstroomt, hebben ze niet voorspeld.

Na drie dagen mag ik naar huis, waar bloemen en wenskaarten op me wachten. Mijn huis ruikt vertrouwd, maar is geen thuis. Ontheemd ben ik… een vreemde in mijn lijf. Je vader en ik kijken elkaar steeds vaker in stilte aan, zoekend naar de woorden die bij de situatie passen. Achter ons strekt jouw onvoltooide verleden zich uit. Jouw toekomst is een niemandsland tussen de grenzen van verdriet. We voelen ons gevangen in die tussenwereld, missen de ervaring om elkaar te troosten. Als drenkelingen klampen we ons aan elkaar vast. De golven nemen onverminderd hun loop. Geen korte, scherpe golfslag, maar een langzaam kabbelende pijn die het vlees van onze botten spoelt. Zij, die ons lief zijn, blijven op veilige afstand, vermijden het onderwerp, kijken weg van onze ogen, dagen ons uit om door te gaan. Ik doe allang geen moeite meer om te begrijpen wat hen drijft. Alleen buiten kan ik nog adem halen. Je vader en ik vluchten steeds vaker het bos in, waar alles uitbot. Het jonge groen biedt wat beschutting tegen de kaalslag van onze binnenwereld. De geordende bomen houden de ontreddering op afstand. Hand in hand verkennen we de onbekende paden. Het naast elkaar voortgaan is makkelijker dan elkaar ’s blik te zien. Onze wandelingen brengen ons dichter bij elkaar en zorgen ervoor dat het verdriet ons met gepaste stappen inhaalt.

Nu het volop zomer is begraven we deze brief tussen de wortels van een beukenboom. Ik heb hem in een mooi doosje gestopt en er een lint omheen gebonden. Je vader heeft een maansteen uit de tuin gehaald en ik pluk koekoeksbloemen voor jouw lege graf. We zullen jou niet kennen. Toch ben je vertrouwd afwezig. Op de bodem van onze ziel liet jij je sporen na. Nu jij jezelf hebt toevertrouwd aan onze herinnering, kunnen we je terug geven aan de sterren. Jouw ongeleefde leven heeft het onze aangeraakt op plaatsen die we nog niet kenden. Zonder jou hadden we die niet ontdekt.

© Marijke van Geest

Marijke van Geest

Over

Marijke is geboren als laatste kind in een Westlands gezin met acht kinderen. Zij woonde een deel van haar jeugd in Limburg en Duitsland, waar zij tweetalig opgroeide. Zij is getrouwd en werkzaam als vrijgevestigd eigenaar / therapeut en trainer in haar praktijk voor psychologische zorg en training Geestkracht in ‘s-Gravenzande. Marijke schrijft poëzie sinds haar vijftiende jaar. Haar inspiratie vindt zij in de natuur en in de menselijke levensweg. Haar gedichten komen tot stand door vrije associatie op een enkel woord of beeld. Het schrijven van poëzie is haar manier om haar binnenwereld te vertalen. In 2013 debuteerde zij met haar bundel ‘Geestgrond, poëzie achter de duinen’. In de bundel beschrijft zij vier thema ‘s: Levenswerk, Liefdewerk, Seizoenswerk en Mensenwerk. Haar persoonlijke poëzie is diep doorleefd en gevoelig. In 2016 kwam haar tweede bundel uit onder de titel ‘Gat in de straat’, die opgedragen is aan de ontheemden. De opbrengst van deze bundel komt geheel ten goede aan VluchtelingenWerk Nederland.

Lees alle berichten van:

7 Reacties voor dit bericht

  1. ada

    liefie, ontroerend mooi!
    xx

  2. Vione

    Mooi, triest, ontroerend.

  3. Marijke van Geest

    Dank je wel dat jij jouw ontroering met mij wilde delen.

    Hartegroet,
    Marijke

  4. Elly

    Zo mooi en puur verteld, boordevol liefde, ik had het je zo enorm gegund ♡♡♡

  5. Marijke van Geest

    Dank je wel lieve Elly, soms is een lichte aanraking genoeg om alle liefde die er is te ervaren.

    Kus,
    Marijke

  6. Nienke

    Hartverscheurend mooi, tranen verhinderden mij soms om verder te lezen. Ik ken je niet Marijke, maar voel dat jullie kindje je altijd zal begeleiden. Ik wens je veel liefde, kracht en moed.

  7. Marijke van Geest

    Lieve Nienke, dank je wel dat jij met mij wilde delen wat mijn verhaal bij jou teweeg bracht. Inmiddels zijn er tweeëntwintig jaren voorbij gegaan. Als ik ’s nachts naar de hemel kijk en een fonkelend sterretje zie dat naar mij knipoogt, is mijn kindje weer heel dichtbij.

    Een hartegroet,
    Marijke

Laat een reactie achter

Onze Sponsoren-Partners

OPMERKING:

Alle Proza en Poezië op deze site is auteursrechtelijk beschermd, en mag alleen met schriftelijke toestemming van de auteur elders gepubliceerd worden.

LIKE ONS OP FACEBOOK:

Laatst toegevoegde uitgave

  • Beste mensen, Hierbij de link naar de livestream van de presentatie van de erotische dichtbundel Vertalersweelde in het kielzog van (en als ode aan) de …Bekijk alle details
  • Het vermoeden van oorlog

    Het vermoeden van oorlog

    De bundel Het vermoeden van oorlog draagt de naam van het titelgedicht, waarmee Alleblas in 2020 de landelijke Plantage Poëzieprijs won. Het is  een reflectie …Bekijk alle details

Nieuwsbrief

Op de hoogte blijven van de laatste nieuwtjes , meld u hier aan dan ontvangt u
onze nieuwsbrief.
* = verplicht veld